Hoe post-its en tekeningen ons helpen elkaar te begrijpen
Laatst keek ik mee bij een participatiesessie. De facilitator had de muren volgeplakt met grote vellen papier. Op tafel lagen stapels post-its en stiften. Niks bijzonders zou je denken – standaard spullen voor dit soort sessies.
Maar terwijl ik observeerde, viel me iets op. De groep ontwikkelde gedurende de middag hun eigen visuele taal. Een getekend huisje werd ‘de buurt’. Een smiley stond voor ’tevredenheid’. Een bliksemschicht markeerde ‘problemen’. Zonder dat iemand het expliciet benoemde, begreep iedereen wat de tekens betekenden.
Dit fascineerde me. Want waarom werkt dit eigenlijk zo goed? Wat gebeurt er als we onze ideeën vertalen naar tekeningen en symbolen?
Wat zegt de wetenschap?
Als je er onderzoek over leest, blijkt dit een belangrijk principe: mensen denken en communiceren via symbolen1Wenger, E. (1998). Communities of practice: Learning, meaning, and identity. Cambridge University Press.. Het is een beetje zoals een computerprogramma. De computer werkt met nullen en enen die ergens naar verwijzen. Wij mensen doen eigenlijk hetzelfde met onze tekeningen en woorden2Newell, A., & Simon, H. A. (1976). Computer science as empirical inquiry: Symbols and search. Communications of the ACM, 19(3), 113-126..
In participatiesessies maken we hier onbewust gebruik van. We creëren samen een soort tijdelijke beeldtaal. Een cirkel wordt een ‘probleem’, een pijl een ‘relatie’, een post-it een ‘idee’. Het is als programmeren, maar dan met visuals die we ter plekke bedenken.
Terugblikken op eerdere sessies
Met deze nieuwe bril op zie ik eerdere sessies anders. Ik herinner me een workshop die vastliep in abstracte discussies. De doorbraak kwam toen we mensen vroegen hun mening te ’tekenen’. Opeens konden we elkaars standpunten letterlijk zien.
In een ander project merkten we dat onze zorgvuldig ontworpen templates voor sommige deelnemers juist niet werkten. Ze voelden zich beperkt door onze voorbedachte categorieën. Dit leerde me dat elk symboolsysteem niet alleen mogelijk maakt, maar ook kan beperken3Sanders, E. B. N., & Stappers, P. J. (2008). Co-creation and the new landscapes of design. CoDesign, 4 (1), 5-18..
Uitproberen in de praktijk
Deze inzichten maakten me nieuwsgierig. De afgelopen weken testte ik drie dingen uit:
- Symbolen laten ontstaan. In plaats van vooraf templates te maken, begonnen we met lege vellen. De groep bedacht zelf hun tekens en symbolen. Dit leverde verrassend rijke gesprekken op.
- Verschillende manieren combineren. We mixten teksten, tekeningen en gebaren. Dit werkte vooral goed bij groepen waar niet iedereen even talig was.
- Flexibel blijven. We werkten met losse elementen die steeds opnieuw geordend konden worden. Zo kon iedereen makkelijk nieuwe verbanden leggen.
Vooral die mix van verschillende vormen werkte goed. Het gaf mensen verschillende manieren om hun ideeën te delen4Schön, D. A. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in action. Basic Books..
Wat leerde ik hiervan?
Door hiermee te experimenteren, kijk ik anders naar de rol van facilitator. We zijn eigenlijk bezig met het ontwikkelen van tijdelijke talen. Mini-systemen waarmee groepen kunnen denken en praten over lastige onderwerpen.
Dit leidt tot een paar praktische tips:
- Begin simpel: introduceer alleen de meest nodige symbolen
- Combineer verschillende vormen: woorden, beelden, beweging
- Blijf flexibel: laat de groep ook eigen tekens ontwikkelen
- Let op wat niet werkt: soms beperken symbolen juist het gesprek
Nieuwe vragen
Dit onderzoekje roept ook nieuwe vragen op. Hoe ontwikkelt zo’n gedeelde beeldtaal zich in langere trajecten? Welke rol speelt cultuur hierin? En hoe zorgen we dat iedereen mee kan doen, ook mensen die anders denken en communiceren?
Deze vragen neem ik mee in mijn werk. Want juist nu we zoeken naar nieuwe vormen van participatie, is het belangrijk om te begrijpen hoe we elkaar beter kunnen begrijpen.
Dit is het tweede artikel uit van een blogreeks over de toepassing van cognitiewetenschap in participatief ontwerp. Als facilitator en ontwerper verken ik hoe inzichten uit psychologie, informatietheorie, systeemdenken en neurobiologie ons kunnen helpen om participatieve processen beter te begrijpen en te ontwerpen. Een reis waarin theorie en praktijk elkaar ontmoeten en versterken.
- 1Wenger, E. (1998). Communities of practice: Learning, meaning, and identity. Cambridge University Press.
- 2Newell, A., & Simon, H. A. (1976). Computer science as empirical inquiry: Symbols and search. Communications of the ACM, 19(3), 113-126.
- 3Sanders, E. B. N., & Stappers, P. J. (2008). Co-creation and the new landscapes of design. CoDesign, 4 (1), 5-18.
- 4Schön, D. A. (1983). The reflective practitioner: How professionals think in action. Basic Books.