Woorden zijn krachtig. In therapie, in teams, in persoonlijke processen – we praten, luisteren, begrijpen. Maar soms blijven gesprekken aan de oppervlakte. We draaien in cirkels, niet omdat woorden falen, maar omdat ze niet álles kunnen vangen.

Er is meer. Je lichaam weet dingen die je hoofd nog niet snapt. Je handen kunnen uitdrukken wat je mond niet kan zeggen. En soms zitten we zo vast in onze denkpatronen – ‘Ik ben nou eenmaal geen creatief persoon’, ‘In onze familie praten we niet over gevoelens’, ‘Ik moet altijd sterk zijn’ – dat woorden alleen niet genoeg zijn om die te doorbreken.

Dit soort mentale constructen – de onzichtbare regels in je hoofd – bepalen hoe je naar jezelf en de wereld kijkt. Ze zijn zo vanzelfsprekend geworden dat je vergeet dat het aannames zijn, geen feiten. Woorden kunnen ze benoemen, maar door te maken, te bewegen, te creëren, kunnen we ze ook écht voelen en veranderen.

Ik zie dit vaak gebeuren. Niet omdat mensen niet willen of kunnen praten, maar omdat sommige dingen zich niet in woorden laten vangen. Die diepgewortelde overtuigingen bijvoorbeeld. Of emoties die te complex zijn. Patronen die je wel voelt maar niet kunt benoemen.

Als designer werk ik al dertig jaar met creativiteit. Niet het soort creativiteit waar mensen meestal aan denken – Picasso, talent, kunstacademie. Maar creativiteit als manier van werken. Als methodiek om verder te komen waar woorden stoppen.

Waarom zou je tekenen als je kunt praten?

Het klinkt misschien wat vreemd. Waarom zou je gaan tekenen, bouwen of visualiseren in een behandeltraject? Of in een teamproces? Mensen schrikken er soms van. “Ik kan niet tekenen,” zeggen ze. “Dat is niks voor mij.”

Maar het gaat helemaal niet om mooi tekenen. Het gaat om wat er gebeurt als je van praten óver iets naar werken áán iets gaat. Als je handen meedoen. Als je gedachten vorm krijgen op papier.

In een groepsworkshop vroegen we de deelnemers om iemand voor de geest te halen die veel impact op hen had gehad. Daarna stuurden we ze de natuur in – al wandelend op zoek naar objecten die hierbij pasten. Zonder te redeneren, zonder te denken. In deze groep zat een vrouw die moe was van het mantelzorgen, van het uiteindelijke overlijden van een geliefde. Wat zij maakte, wat er bij haar gebeurde… Al scheppende werd er een proces zichtbaar en kwam er een gevoelde ruimte. Niet alleen voor haar, maar voor de hele groep.

Het ambacht van denken

Dit zeggende weet ik hoeveel weerstand dit kan oproepen. Creativiteit wordt vaak gekoppeld aan een oordeel: mooi of lelijk, goed of niet goed genoeg. Imperfectie is fout en tekenen doe je met een gummetje. Mensen denken aan grootheden als Van Gogh en veronderstellen dat creativiteit een aangeboren talent is.

Maar volgens de Van Dale is creativiteit niets meer dan ‘scheppend vermogen’. Punt. Dus waarom leggen we die lat zo hoog?

Voor mij is creativiteit nauw verbonden met ambacht. Met het leren beheersen van technieken, ja, maar vooral met het leren beheersen van je eigen denkproces. Het is er niet zomaar, je moet er wel wat voor doen. Maar – en dit is belangrijk – iedereen kan het leren. Of je nu kok, boer, wetenschapper of kunstenaar bent.

Misschien gaat het vooral om de stappen die je zet richting een oplossing. Stappen die kunnen leiden tot een nieuw inzicht, een andere kijk, een verschuiving in hoe je naar jezelf of je situatie kijkt.

Wat ik zie gebeuren

In de afgelopen dertig jaar heb ik gezien dat er, zowel één-op-één als in groepen, een ruimte kan ontstaan waarin mensen verder komen. Soms is dat een gestructureerd proces met een duidelijk doel. Soms gaat het juist om het toelaten van toeval, van serendipiteit.

In een workshop over voedselverspilling zaten een chefkok en een IT’er bij elkaar. De kok vertelde over restjes die hij dagelijks weggooit. De IT’er schetste een systeem. De kok tekende zijn keuken. Samen ontstond er iets wat geen van beiden had voorzien – een concept waarbij restaurants hun overschotten real-time delen met buurtbewoners. Het werkte omdat ze vanuit totaal verschillende werelden naar hetzelfde probleem keken. De kok dacht in smaken en porties, de IT’er in data en verbindingen.

Dit is natuurlijk geen therapie. Maar het principe – verschillende perspectieven die samen tot nieuwe inzichten leiden – dat zie ik overal terugkomen. Ook waar mensen persoonlijk vastlopen.

De basis zit in hoe we denken. Een oplossing ontstaat niet zomaar. De mens is een emergent systeem – een levend geheel waarin ideeën en inzichten zich organisch ontwikkelen, voortbouwend op elkaar. Creativiteit is geen flits van inspiratie. Het is een proces.

Al meer dan dertig jaar onderzoeken psychologen, ontwerpers en filosofen hoe je dit proces kunt structureren. Donald Norman leerde ons naar gebruikers te kijken. Donella Meadows liet zien hoe systemen werken. Hun werk vormt de basis voor methodieken die we nu kunnen inzetten op plekken waar je het niet zou verwachten.

Houvast bieden waar mensen vastzitten

Voor mij draait het om iets simpels: hoe kunnen we deze methodieken gebruiken om mensen houvast te geven? Mensen die vastzitten, die worstelen, die even niet meer weten hoe verder.

Natuurlijk zijn er grote initiatieven waarin zorgverzekeraars, professionals en gemeenten samenwerken. Maar ik focus me liever op het individu. De persoon om wie het echt gaat. Wat hebben zij nodig? Hoe willen zij hun leven vormgeven? Zij zijn de experts van hun eigen leefwereld.

Ik hoor je denken: een workshop is geen therapie. Klopt. Ik ben designer, geen psycholoog. Wat wij doen vervangt geen behandeling. Maar wat ik wel zie: de principes achter creatief werken – het zichtbaar maken van gedachten, het werken met je handen, het omzeilen van taal – die kunnen mogelijk ook waarde hebben in een therapeutische context. Niet als vervanging, maar als aanvulling.

Ik wil houvast bieden door elementen uit de ontwerpwereld te integreren waar mensen vastlopen. Hoe pakken we dat aan? Wat is daarvoor nodig? Dit zijn geen retorische vragen – ik zoek echt naar antwoorden.

Het blijft kwetsbaar. Mensen bevinden zich vaak in een moeilijke fase. Ze hebben niet altijd de energie om actief aan de slag te gaan. Maar juist het werken met hoofd én handen kan iets losmaken. Niet in plaats van andere hulp, maar ernaast. Als extra gereedschap.

De eerste resultaten zijn hoopvol. Mensen vertellen dat ze door te visualiseren toegang krijgen tot wat ze niet konden zeggen. Maar er is meer onderzoek nodig. Onderzoek dat niet in het traditionele format past.

Een ander soort onderzoek

Daarom pleit ik voor een vernieuwende aanpak. Waarbij we samen met alle betrokkenen verkennen wat werkt. Waarbij we ruimte laten voor het onverwachte.

Creativiteit in hulpverlening gaat niet over mooie kunstwerken maken. Het gaat over ruimte creëren waarin iets nieuws kan ontstaan. Over mensen gereedschap geven om hun eigen situatie te verkennen en vorm te geven.

Het gaat er eigenlijk om dit gereedschap breder beschikbaar te maken. Gereedschap dat we allemaal kunnen leren gebruiken. Niet als wondermiddel, maar als extra tool. Voor momenten waarop woorden tekortschieten.