In dit vierde artikel uit mijn blogreeks over de toepassing van cognitiewetenschap in participatief ontwerp, sta ik stil bij een persoonlijk inzicht. Na drie weken van verkenning – van hoe ons brein informatie verwerkt, via de rol van symbolen in betekenisgeving, tot aan de complexiteit van denksystemen – ontdekte ik een nieuwe laag in participatieprocessen.
Een moment van inzicht
Het was tijdens een verkennend gesprek in Weesp, kort na de fusie met Amsterdam. Ik sprak met verschillende bewoners over hun ervaringen met de stad en hun ideeën over betrokkenheid bij de toekomst van Weesp. Wat begon als losse gesprekken, ontwikkelde zich tot een fascinerend inzicht in hoe verschillende delen van de stad hun eigen dynamiek hebben.
Terwijl ik luisterde en observeerde, begon ik patronen te zien in hoe mensen over hun buurten spraken. De bewoners uit het historische centrum verwezen naar andere gebeurtenissen en gebruikten andere voorbeelden dan die uit Aetsveld of Leeuwenveld. Ze hadden verschillende verwachtingen van wat betrokkenheid betekent en hoe besluitvorming zou moeten werken.
Van individuele naar collectieve patronen
Deze observaties brachten me bij Hutchins’ (1995) theorie over distributed cognition: kennis en begrip bevinden zich niet enkel in individuele hoofden, maar zijn verweven in een breder systeem van mensen, plaatsen en praktijken. Dit roept de vraag op hoe zich dat in Weesp onder andere manifesteert.
De fysieke structuur van Weesp suggereert één manier om naar de stad te kijken: als een driedeling tussen de historische binnenstad, het door de N236 afgesneden Aetsveld, en Leeuwenveld met de jonge wijk Weespersluis aan de andere kant van het spoor. Hutchins’ theorie van distributed cognition helpt begrijpen hoe in elk deel kennis en organisatie zich anders ontwikkelen: verankerd in eeuwenoude patronen, ontstaan uit isolement, of als nieuwe sociale experimenten.
Welke dynamieken spelen hier een rol, en wat zeggen ze over de manier waarop kennis en organisatie zich ontwikkelen binnen verschillende buurten?
De rol van onzichtbare structuren
In mijn studie naar participatieprocessen ontdekte ik via het werk van Van der Bijl-Brouwer en Malcolm (2020) een nieuwe laag van begrip. Zij beschrijven hoe onder de zichtbare verschillen diepere structuren liggen:
- Historisch gegroeide relaties tussen mensen en groepen
- Impliciete machtsstructuren die bepalen wie wel en niet gehoord wordt
- Culturele codes die beïnvloeden hoe mensen met elkaar omgaan
- Informele netwerken waarlangs informatie en invloed stromen
Een nieuwe manier van kijken
Het NADI-model4 van Van der Bijl-Brouwer en Dorst (2017) hielp me deze lagen te ontrafelen:
- Concrete oplossingen (zoals participatietools)
- Scenario’s (hoe mensen deze tools gebruiken)
- Doelen (wat mensen willen bereiken)
- Thema’s (diepere waarden en overtuigingen)
Experimenteren in de praktijk
Met deze nieuwe inzichten in het achterhoofd kunnen we drie benaderingen onderzoeken – en ermee experimenteren:
1. Contextmapping voor onzichtbare structuren
- Vooraf: informele gesprekken met sleutelfiguren
- Tijdens: aandacht voor niet-uitgesproken regels en verhoudingen
- Na: reflectie op patronen en dynamieken
2. Flexibele participatievormen
- Verschillende formats voor verschillende groepen
- Ruimte voor eigen inbreng en aanpassing
- Aandacht voor bestaande netwerken
3. Verbinden van niveaus
- Herkennen van bestaande informele netwerken
- Begrijpen van lokale communicatiepatronen
- Balanceren tussen efficiëntie en inclusiviteit
Wat werkte wel en niet
Successen en succesfactoren
Een belangrijke les is dat participatieculturen verschillen per wijk. Voor succesvolle participatie lijkt een samenspel van factoren cruciaal:
- Een bestuurlijke context die ruimte biedt aan verschillende vormen van participatie
- Aandacht voor zowel bestaande als nieuwe netwerken en structuren
- Erkenning van diversiteit in bewonersgroepen en hun behoeften
- Een communicatiestrategie die niemand uitsluit
- Ruimte voor experimenten én bewezen methoden
- Een balans tussen formele en informele participatie
Deze factoren onderstrepen dat effectieve participatie vraagt om maatwerk, inclusiviteit en oog voor verschillende perspectieven en mogelijkheden binnen een gemeenschap.
Uitdagingen
- De neiging om terug te vallen op ‘one size fits all’ aanpakken
- Het zichtbaar maken van machtsstructuren zonder conflict te creëren
- Het verbinden van verschillende referentiekaders
Van theorie naar duurzame praktijk
Deze ervaringen sluiten aan bij wat Van der Bijl-Brouwer en Malcolm (2020) de ‘evolutionaire benadering’ noemen. Het gaat niet om het vinden van één perfecte methode, maar om het ontwikkelen van een gevoel voor de verschillende lagen in participatieprocessen:
- De zichtbare laag van tools en methoden
- De sociale laag van relaties en netwerken
- De culturele laag van waarden en betekenissen
- De systemische laag van macht en structuren
Vooruitblik: omgaan met weerstand
Deze gelaagdheid roept nieuwe vragen op voor het volgende artikel. Want juist als we werken met onzichtbare structuren, komen we vaak weerstand tegen. Hoe herkennen we verschillende vormen van weerstand? En vooral: hoe kunnen we daar constructief mee omgaan?
Bronnen
- Hutchins, E. (1995). Cognition in the wild. MIT Press.
- van der Bijl-Brouwer, M., & Dorst, K. (2017). Advancing the strategic impact of human-centred design. Design Studies, 53, 1–23. https://doi.org/10.1016/j.destud.2017.06.003
- van der Bijl-Brouwer, M., & Malcolm, B. (2020). Systemic design principles in social innovation: A study of expert practices and design rationales. She Ji: The Journal of Design, Economics, and Innovation, 6(3), 386–407. https://doi.org/10.1016/j.sheji.2020.06.001
- Van der Bijl-Brouwer, M. (z.d.). The NADI model. Mieke van der Bijl. Geraadpleegd op 3 februari 2025, van https://miekevanderbijl.com/index.php/introduction/the-nadi-model/
Dit is het vierde artikel uit van een blogreeks over de toepassing van cognitiewetenschap in participatief ontwerp. Als humanity-centered-designer verken ik hoe inzichten uit psychologie, informatietheorie, systeemdenken en neurobiologie ons kunnen helpen om participatieve processen beter te begrijpen en te ontwerpen. Een reis waarin theorie en praktijk elkaar ontmoeten en versterken.